Wat is nu de aller, aller, aller beste camera? (2/2)
‘Zelfs voor diegenen die het minste twijfelen blijkt het een bijna onmogelijke missie.’ Zo redeneerde ik in deel 1 van dit tweeluik over de zoektocht naar een nieuwe camera.
In het eerste deel heb ik vier verschillende type camera’s vergeleken. Hopelijk weet je daarmee al meer over de mogelijkheden die er zijn wanneer je op zoek bent naar fotoapparatuur. Om je helemaal in te wijden in de fotografie en je camera-koop-proef te maken, ga ik in deze blog in op de belangrijkste cameraeigenschappen. Met deze knowhow weet je straks precies waar je op moet letten, kun je makkelijker meepraten met een verkoper en kun je onderbouwen wat jij belangrijk vindt. Laten we daarom 5 eigenschappen bekijken die je zou moeten kennen om camera’s te vergelijken op basis van je wensen.
Megapixels
Pixels, de meest overschatte eigenschap van een camera. Althans dat vind ik. Zelfs met een 5-megapixel camera kun je goede prints schieten van 10 x 15 of bijvoorbeeld 10 x 13 cm; de formaten die in de meeste fotolijstjes passen. Tegenwoordig zien we dat zelfs de kleinste camera’s rond de 20-megapixel leveren, maar heeft dat eigenlijk nog wel zin?
Even een klein beetje technische achtergrond: simpel gezegd is 1 megapixel gelijk aan 1 miljoen pixels. Digitale beelden zijn namelijk opgebouwd uit veel van deze pixels, die de resolutie van je beeld bepalen. Wil je iets printen op 60 x 90 cm (2/3) dan heb je voldoende aan een camera vanaf 8 megapixel! Uiteraard zijn er voordelen aan meer pixels. Je kunt bijvoorbeeld makkelijk het beeld uitsnijden (croppen) en daarmee details van je foto als geheel beeld maken, zonder al te veel kwaliteit verlies. Ook voor extreem grote prints zijn meer pixels wenselijk, maar denk dan wel in het formaat wat je ook in bushokjes ziet.
Mijn advies is daarom ook simpel: laat je niet te veel leiden door de pixels die een camera heeft, maar kijk hoofdzakelijk naar onderstaande eigenschappen.
Sensor
Het hart van de camera noemen we de sensor. Die pixels waar we het net over hadden vind je terug in de sensor van de camera. Dit is één van de belangrijkste onderdelen van een camera. De sensor is bepalend voor de resolutie, scherptediepte, het beeldformaat en dynamisch bereik.
Er verschillende typen sensoren. Hier geldt vaak wel: hoe groter, hoe beter! De twee meest voorkomende typen zijn CCD (charged coupled device) en CMOS (complementary metal-oxide-semiconductor). Hoewel CCD nog steeds in budget compact modellen gebruikt wordt, hebben de elementaire constructie en het grotere stroomverbruik ervoor gezorgd bijna alle camerafabrikanten op CMOS-alternatieven zijn overgestapt. Met meer ingebouwde functionaliteit dan CCD’s kunnen CMOS-sensoren efficiënter werken, energiezuiniger zijn en beter presteren met hogesnelheid seriefotografie.
Als je op zoek gaat naar een camera let dan in eerste instantie op het formaat van de sensor (check hier voor een tool om makkelijk verschillende formaten te vergelijken). Hier een greep uit de formaten (van klein naar groot):
– 1/3.2 inch
– 1 inch
– Micro Four Thirds
– APS-C (zelfde als APS filmpje: 15.60 x 23.60)
– Full Frame (zelfde als het kleinbeeld negatief: 24 x 36 mm)
– Midden formaat
We kunnen best wat verschillende groottes onderscheiden zo te zien, welke bepalend zullen zijn voor je uiteindelijke resultaat.
ISO-waarde
Een belangrijke instelling bij het fotograferen is je ISO-waarde. Het is vaak een ondergeschoven kindje voor veel fotografen die net beginnen, maar het is een waarde die bepaald of een foto bruikbaar is of niet. Belangrijk om je daar dus bewust van te zijn.
De ISO bepaald namelijk de lichtgevoeligheid van je sensor! Je kunt het zo voor je zien: hoe gevoeliger jouw sensor is voor licht des te beter kan het licht worden gevangen. En dat is precies waar fotografie om draait: licht vangen. Je ogen doen eigenlijk hetzelfde wanneer je van een lichte kamer het donker inloopt. Je moet wennen aan het donker en ogen zullen na gewenning beter zien in het donker, omdat ze lichtgevoeliger worden en minder gevoelig voor details en kleur (iets met staafjes en kegeltjes, waar we het een andere keer over kunnen hebben 😉 ).
Oke, maar waar moet je dan opletten wanneer je een camera koopt? Het is goed om te weten dat hoe ‘beter’ je sensor is, hoe lichtgevoeliger en hoe goed deze kan omgaan met donker. Je zult daardoor minder ruis zien in je foto’s bij weinig licht. Wil je zo min mogelijk ruis in je foto’s? Dan wil je je ISO-waarde zo laag mogelijk houden.
Let bij je nieuwe camera dus op wat de hogere ISO-waardes doen. Maak je een foto met een professionele full-frame sensor in een donkere kamer, dan zal er minder ruis te zien zijn bij dezelfde ISO-waarde, dan bij een foto die je maakt met je Smartphone (zie hier een site waar je dit tot in detail kunt vergelijken!).
Diafragma
We gaan het hebben over de lens! Je diafragma is namelijk de licht-opening van de lens die je op je camera hebt. Vergelijk je dit met ons oog, dan is het onze pupil (welke ook van grootte kan veranderen).
Wanneer we het hebben over het diafragmagetal dan kan het bij de eerste introductie een beetje verwarring opleveren. Onthoud daarbij het volgende: een klein diafragma is een kleine opening en wordt aangegeven met een hoog getal (f/11 of f/22 bijvoorbeeld). Een groot diafragma wordt aangeduid met een laag getal, vangt veel licht en heeft een grote opening (f/1.4 of f/2.8 bijvoorbeeld).
Waarom is een diafragmawaarde van belang? Ten eerste om te zorgen dat er genoeg licht op je sensor valt. Hoe groter je lensopening, hoe meer licht er op de sensor valt en hoe minder je jouw ISO-waarde hoeft op te schroeven om een goed belichte foto te krijgen! Daarnaast kun je spelen met je scherptediepte. Een foto met veel scherptediepte heeft zowel een scherpe voorgrond als achtergrond. Wil een wazige achtergrond, om zo je onderwerp in je foto te kunnen uitlichten ten opzichte van de achtergrond? Dan wil je een groot diafragma kunnen instellen (klein getal!). Dit is een veelvuldig gebruikte techniek om portretten te schieten.
Sluitertijd
Tot slot wil ik jullie kort wijzen op de sluitertijd. Samen met het diafragma bepaalt de sluitertijd hoeveel licht er op de sensor valt. Je sensor, welke het licht omzet in een digitaal signaal, kan heel kort (1/2000 sec) of juist heel lang (30 sec) belicht worden. Je gewenste tijd kun je instellen door de sluitertijd te veranderen. De sluiter zit voor je sensor en kun je zien als 2 gordijntjes boven elkaar.
De sluitertijd heeft als belangrijke eigenschap dat je beeld kun bevriezen. Een korte sluitertijd (1/4000 van een seconde) laat je onderwerp, zeg een rijdende auto, helemaal stil op de foto zien. Je kunt de details van de velgen duidelijk onderscheiden. Wanneer je juist een lange sluitertijd instelt op je camera (zeg van 1 seconde), dan is de rijdende auto een waas op je foto en laat je de beweging veel meer zien. Wil je hiermee experimenteren, dan wil je een functie op je camera waarmee je alles handmatig kan instellen. Probeer het bijvoorbeeld maar eens uit bij een fontein of rennende kinderen!
Een tip hierbij is om een statief te gebruiken wanneer je een lange sluitertijd instelt en je niet je eigen bewegingen met de camera in je beeld wilt terugzien. Uit de hand fotograferen kan, wat ikzelf altijd als vuistregel aanhoud, niet langzamer dan 1/60 van een seconde zonder dat je je eigen beweging in je foto terugziet.
Hopelijk ben je nu iets meer thuis in deze fotografietermen. Ik wens je heel veel succes met jouw keuze voor een nieuwe camera!